Willemsplein (Laken) en de aanslagen van Parijs en Brussel. (deel 2)


Johan Leman, 17 oktober 2021

In een eerste artikel, een week geleden, vertelden we hoe de auteurs van “Le clandestin de Daech” (Georges Dallemagne en Christophe Lamfalussy) Oussama Atar (OA), het jongetje van het Lakense Willemsplein, in het islamistische jihadistische weefsel opgenomen zien en na gevangenschap in Irak, onder invloed van de Belgische Staatsveiligheid en van enkele politici, vervroegd naar België is mogen terugkeren.

OA mobiliseert in Laken jongeren voor het jihadisme, die veel discreter zijn hierover dan hun companen van Molenbeek, maar die in de praktijk belangrijker functies zullen opnemen in Syrië dan de Molenbekenaars. Salah Abdeslam uit Molenbeek was zelfs nooit in Syrië, terwijl men enkele jongeren uit Laken, waaronder Sammy Djedou, naar Syrië ziet vertrekken. Salah Abdeslam lijkt volgens de auteurs zelfs nergens reëel betrokken bij de eerste, grote voorbereidingen voor de aanslag in Parijs. En zelfs Abaaoud komt er pas later bij, als men een commandant op het terrein zoekt in Europa. Terug naar Oussama Atar.

In oktober 2013 krijgt OA probleemloos een paspoort bij de gemeente Anderlecht om naar Syrië af te reizen. In Tunis, waar hij langs gaat, wordt hij door de Tunesische Veiligheid aangehouden en naar België teruggestuurd. Geen probleem. Drie dagen later reist hij ongehinderd af naar Turkije en reist vandaar door naar Syrië.

In november 2014 bevinden OA en Khalid El Bakraoui zich beiden in Syrië. In december 2014 testen de broers El Bakraoui, als 100% psychopathen, wat het betekent als je koelbloedig iemand vermoordt. Ze doen dit in Jette, om eens te voelen wat dit geeft. Dat zij de moord pleegden, geraakte slechts na de aanslagen bekend. Het is Oussama Krayem die het zal vertellen.

Van OA verneemt men niets meer. Ook bij de aanslagen gaat de aandacht eigenlijk niet uit naar hem, wél naar Abaaoud, Salah Abdeslam, de broers Bakraoui… En toch is er later een merkwaardige mededeling. Bij de laatste geregistreerde video van Baghdadi, op 29 april 2019, op Telegram, na de nederlaag bij Baghouz, dankt hij de strijders. Bij het opnoemen van de commandanten onder zijn strijders, vermeldt Baghdadi er twee. Een van hen heet Abou Yassir al-Belgicki. Bij het OCAD neemt men aan, volgens de auteurs, dat dit Oussama Atar is.

Welke indicaties worden aangevoerd om dit vermoeden te ondersteunen? Eigenlijk heeft men geen nieuws meer van OA sedert 11 december 2013, dag waarop OA naar Turkije vertrok. De auteurs verwijzen naar een getuigenis van de door IS gevangen genomen Franse journalist Nicolas Hénin. De kern van zijn getuigenis is dat hij, zonder betrokkene te zien, een bewaker Arabisch met Irakees accent hoorde spreken, en tegelijk ook Frans. En dat hij een hoge rang had, gelet op wat hij zich mocht veroorloven. Verder is er een ander getuigenis over iemand van Laken, jonger dan 30 jaar, over wie het gerucht de ronde deed dat hij vaak met OA zou gezien zijn geweest. Adnani, tweede in rang in IS, zou OA uitgekozen hebben voor een elite-eenheid om aanslagen te plegen. OA zou – veronderstellen ze (terecht of ten onrechte) – chef geworden zijn van een cel die aanslagen moest plegen in Europa, met o.a. in haar rangen lieden als Abaaoud, Djedou, Laachraoui, Emwazi en anderen. Het is Osama Krayem, de terrorist die zichzelf niet opgeblazen heeft in metro Maalbeek, die in 2018 gesproken zou hebben over zo’n cel, die onder onmiddellijk gezag zou gestaan hebben van Adnani en Baghdadi en dus als concrete leider OA zou gehad hebben. “Abaaoud kende de broers El Bakraoui of Laachraoui niet, het is in contact met Oussama Atar dat de cel gevormd werd,” aldus Osama Krayem (p. 154).

OA zou de aanslagen gepland hebben in november 2014, met Khalid Bakraoui, Adnani en enkele anderen. Dit is het moment dat een groep Molenbekenaars in zicht komen: Brahim Abdeslam (broer van Salah), Ahmed Dahmani, Mohamed Abrini. Via Abrini komen er nog Najim Laachraoui en Abdelhamid Abaaoud bij. Tussen augustus en oktober 2015 zakken de door OA geselecteerden in groepjes van twee af naar België, met als opdracht zich onder commando van Abaaoud te plaatsen. OA die de operatie leidt en het overzicht wil behouden, laat zich bij die gelegenheid Abou Ahmad noemen, of nog “oom” in de correspondentie. Hij wordt later formeel door een overlevende deelnemer aan de operatie herkend als OA, én als leider in Raqqa van de operatie. In augustus 2016 ontdekt de Belgische SV dat Abou Ahmad eigenlijk OA is.

Uit een brief van OA aan zijn moeder, na de aanslagen, en vermoedelijk om zich te verschonen, laat OA, volgens de auteurs, blijken dat hij in 2013 naar Syrië vertrokken zou zijn, omdat hij zou geweigerd hebben om infiltrant te worden voor de Belgische SV die hem onder druk zette omwille van zijn vervroegde vrijlating – dank zij de Belgische SV – uit de Irakese gevangenis. Hij wou dus – laat hij verstaan – onder die druk vandaan komen, waar of niet.

Men neemt aan dat OA door een Amerikaanse drone uitgeschakeld werd op 17 november 2017 in Syrië. Maar enige voorzichtigheid blijft geboden. Is hij echt wel dood?

Conclusie van de auteurs: Als een aantal hypotheses die niet in het luchtledige zweven, correct zijn, en men moet aannemen dat Oussama Atar tot de top van IS doorgedrongen was, dan staat weinig de thesis in de weg dat de aanslagen in Parijs en Brussel door hem gepland zijn, of minstens met zijn medeweten en goedkeuring plaats gevonden hebben… Zijn recrutering voor het jihadisme onder zware criminelen zou eveneens in die richting wijzen.

“Atar, c’est l’histoire vraie d’un homme dont les services de sécurité, sa famille, des associations, des diplomates, des journalistes et des élus ont mésestimé la trajectoire, ” besluiten de auteurs (p. 185). Maar als dit waar zou zijn, dan is er geen enkele reden om hierover te zwijgen. Integendeel.

Terug