Johan Leman, 10 juli 2020
Dat ministers niet echt specialist moeten zijn in hun vakgebied, is aanvaardbaar. Men gaat ervan uit – terecht – dat de kunst voor hen erin bestaat op zich goed te laten omringen en dat hun talent erin bestaat ideeën politiek te kunnen realiseren. Als ze verstandig zijn, organiseren ze hun raadgevers rondom zich niet uitsluitend op ideologische basis, zich beroepend op mensen van wie vooraf al geweten is dat zij dezelfde gevoelens en meningen delen als hun minister die ze dienen. Een verstandig minister (en kabinetschef) maakt dat er tussen zijn topadviseurs vooral mensen zitten die beslagen zijn in het vakgebied zelf, ook al delen ze eventueel niet de ideologische hartslag van de minister. Eenmaal dat hij zich goed geïnformeerd heeft bij zo’n mensen, beslist de minister dan uiteindelijk zelf als laatste over de lijnen die hij/zij wil uitzetten. Dat daar een ideologische kleuring zal aan vasthangen, behoort dan tot het democratische spel…
Ik zou echter wel eens de “top-adviseur” willen ontmoeten die minister Weyts geadviseerd heeft om taaltoetsen in te voeren voor kleuters, voordat zij aan hun lager onderwijs mogen beginnen. Want zie, één iets is, dat ouders eventueel zelf voorstellen om hun kind een eerste leerjaar te laten overdoen (zeker als het wat voor is op zijn leeftijd) of – bij voorkeur – te laten aanvullen met taalvakanties… Iets anders is een kind en zijn ouders al, voordat het kind aan zijn eerste leerjaar moet beginnen, duidelijk te maken “dat het kind niet mee kan”. Als je een kind en zijn omgeving nu eens echt wil demotiveren en elk vertrouwen in eigen potentieel wil wegnemen, is het dit wat je moet doen. En voor welk alternatief? Om het in een klas te plaatsen met kinderen die allemaal hetzelfde of een vergelijkbaar taalprobleem hebben en de groeikansen dus een jaar lang zeer serieus nog verder af te remmen.
Terecht laat Vlaams parlementslid Jos D’Haese (PVDA) over deze maatregel in DM het volgende optekenen:
“Hij (= minister Weyts) wil een soort taaltoets voor het lager onderwijs. Kleuters die niet slagen, doen dan hun jaar over of gaan naar een taalbadklas. Maar we weten uit onderzoek dat zoiets niet werkt. Dan komen de kinderen in een taalwoestijn terecht: een klas waarin niemand goed Nederlands spreekt.”
Is er dan niemand in de omgeving van de minister die ook maar een begin van minimale én concrete ervaring heeft met dit soort talige uitdagingen of die ooit met dit soort toestanden al dan niet succesvol omgegaan is?
Terug