Johan Leman, 24 april 2025
Na het vorige weken over het integratieconcept en de nationaliteitsverwerving gehad te hebben, sta ik vandaag even stil bij een ander hoofdthema uit het novemberrapport van 1989: de regeling van het woordvoerderschap van de islam. Ik herinner me dat sommige academici toentertijd contesteerden dat het Koninklijk Commissariaat voor het migrantenbeleid (KCM) zich om dit woordvoerderschap bekommerde, want “wat had eredienst met integratiebeleid te maken? Daar moet je vanaf blijven!” Nou ja…
Maar OK, wat waren de redenen om erop in te gaan?
1. Sedert 1982 (met de moordpartij van Hafez Assad in Hama) had het fundamentalisme zijn intrede gedaan in Brussel. Het wahhabisme werd het soennitische Saoudische antwoord op het Iraanse sji’isme.
2. Op 30 maart 1989 werd Abdullah Al Ahdal (de Saoudische imam-directeur van het Islamitisch en Cultureel Centrum, de Grote Moskee in Brussel) vermoord.
3. Het statuut van de leerkrachten islamitische godsdienst moest dringend in orde gebracht worden.
Wat heeft nooit meegespeeld?
1. Nooit heeft het KCM eraan gedacht het woordvoerderschap in de islam gelijk te maken aan dit in de katholieke kerk. Er werd veeleer gedacht aan de aanpak binnen de protestantse kerken en in het joodse consistorie.
2. Het is compleet uit de duim gezogen van sommige academici, die dan zoals vaak gebeurt elkaar nadien zonder toetsing blijven citeren alsof iets door de voorganger bewezen werd, dat de overheid geen oplossing wou. Het tegendeel is waar.
Wat is het probleem geweest?
Ik ga hier niet op alle peripetieën in en ook niet op de ontwikkelingen nadien, maar ben na verloop van tijd wel overtuigd geraakt, dat een oplossing voor dit woordvoerderschap – als ze er ooit komt – slechts stap voor stap bereikt zal worden en van binnen de moslimgemeenschappen zelf zal moeten komen, zij het met een overheid die op de aanvaardbaarheid van de oplossing moet toezien. Dit proces lijkt me aan de gang.
PS. Zie Leman, J. (2025). Memoires inzake integratiebeleid 1989-2003. Brussel, Foyer.
Terug